Vorige week was ik voor mijn werk in Londen. Ik had één hele middag voor mezelf en me goed voorbereid om daar zoveel mogelijk uit te halen. Dus wist ik vooraf alles over de bouw van St Paul’s Cathedral, dat Churchill er begraven ligt, Diana en Charles er getrouwd zijn en dat er die avond om 5 uur een evensong zou zijn, waar het volledige jongens- en mannenkoor van de kathedraal zou zingen.
Ik had het geluk één van de uitverkorenen te zijn, die een plekje kregen toebedeeld op de houten banken in het koor. Met uitzicht op de vakkundig uitgesneden engelenhoofdjes, die al eeuwenlang getuigen zijn van wereldgeschiedenis, liet ik mezelf onderdompelen in oude rituelen.
Er zijn perioden geweest in mijn leven de afgelopen 50 jaar, dat ik ervan overtuigd was dat er een geestelijke wereld bestond met een God en engelen. En dat er van die kant hulp kwam.
Inmiddels ben ik overgelopen naar het andere kamp. Ons vermogen om verhalen te maken, heeft in de loop der eeuwen de goden geschapen. Niet andersom.
De vraag is, of het er iets toe doet of goden echt bestaan? Uiteindelijk is het de mate waarin we ergens in geloven, die bepaalt of we er iets aan hebben. Of het nu in een beschermengel is of in onze eigen kracht. Het is het geloven zelf dat kracht geeft.
Op deze dag in St Paul’s Cathedral geloofde ik vooral in de kracht van muziek. De klanken die voortkwamen uit de kelen van de koorleden waren hemels. Daar kan geen engelenkoor tegenop.